Spaaklengte berekenen & handleiding spannen van spaken



Je hebt spaken met een lengte van mm (links) en mm (rechts) nodig.
Hoe je de spaken zelf in 6 stappen spant, leer je in onzehandleiding !
Spaken spannen - een handleiding in 6 stappen
We geven het toe, je hebt al wat meer vaardigheden nodig om een wiel in te spaken. Maar wat op het eerste gezicht tamelijk moeilijk lijkt, is op het tweede gezicht al niet meer zo erg.
We tonen je in zes eenvoudige stappen hoe je een degelijk 1-over-3-spaakpatroon maakt:
- De eerste spaak wordt aan de velg in het linker gat naast het ventiel gestoken. Drie gaten worden overgeslagen en de volgende spaak wordt erin gehangen. Aan de naaf worden de spaken van bovenaf in elke tweede flens gehangen. Dit doe je tot zeven spaken zijn aangebracht. De nippels moeten er zo worden opgeschroefd dat er nog ongeveer 2 mm schroefdraad te zien is.
- Om de hoek van de spaken in te stellen, moet je de spaken vasthouden en de naaf zover mogelijk met de klok mee draaien.
- Nu worden andere spaken in de vrije gaten aan de naaf gehangen. Uiteraard langs onder. Draai de spaak naar links, zodat ze kruist met drie van de reeds ingehangen spaken. De eerste twee kruisen aan de bovenkant, de derde aan de onderkant. De spaak wordt dan in het middelste vrije gat gehangen. Doe hetzelfde voor de rest van de spaken tot er aan de naaf geen gat meer is en aan de velg telkens het tweede gat vrij is. Draai nu het wiel om, om de spaken aan de andere kant in te spaken.
- Draai nu het wiel om, om de spaken aan de andere kant in te spaken. De spaken aan de andere kant vormen meerdere grote en kleine V's. Hang de eerste spaak aan het hoekpunt van een grote V in de naaf van bovenaf. Hang de spaak aan de velg in het gat dat tegen de klok in links in het midden van de kleine V ligt.
- Hang in elke tweede flens aan de naaf de andere spaken, zoals onder punt 5 beschreven staat.
- Hang nu de spaken van onderen in de naaf. Draai de spaak met de klok mee tot ze drie gemonteerde spaken kruist, de eerste twee aan de bovenkant, de derde aan de onderkant. Zie punt 3. Nu zouden alle gaten gevuld moeten zijn met spaken.
Als het wiel een kleine acht maakt - en dus een slag heeft - dan kun je proberen om het wiel weer te richten door de spaken te spannen. Hiervoor heb je alleen de juiste spaaksleutel en wat gevoel nodig. Zoek de plaats met de meeste slag, en span of ontspan de centrale spaak en twee spaken ervoor en erna. Is de slag naar links, dan moet je de spaken spannen die naar rechts gaan en omgekeerd. De spaakspanning is over het algemeen gelijkmatig wanneer alle spaaknippels even ver uitsteken.
Spaken aan fietsen
Nu heb je de spaken bij beide wielen gespannen. Mooi zo. Maar waarom eigenlijk? Waarvoor dienen spaken? Het antwoord is eigenlijk heel simpel: ze geven het wiel stevigheid en zijn belangrijk voor de krachtoverdracht van de naaf naar het wiel. De spaken worden enkel door spanning belast en vervormen amper door hun stijfheid. De meeste spaken zijn rond en hebben een diameter van 2 mm met een gerolde schroefdraad en een buiging van ongeveer 95°, die in de naaf wordt bevestigd.
Spaken van betere kwaliteit, die zwaar belast worden, hebben vaak een kleinere diameter van 1,8 mm in het rechte stuk en/of een grotere diameter in de buiging. Daardoor veranderen ze zo weinig mogelijk van vorm en vangen ze de stoten beter op. Hieronder lijdt echter de stijfheid en ook de krachtoverdracht, waardoor zulke spaken eerder bij mountainbikes worden gebruikt. Spaken met versterkte buiging en dezelfde diameter worden "straight" spaken genoemd en spaken met dunner middenstuk "butted" spaken. 3D-spaken hebben een dunner middenstuk en zijn dikker aan de buiging.
Bovendien zijn er zogenaamde meet- of aerospaken die geen ronde doorsnede hebben, maar plat zijn. Dit zorgt ervoor dat de luchtweerstand verlaagt, wat echter alleen werkt als ze precies zijn afgesteld.
Soorten van inspaken
Men onderscheidt in principe twee soorten van inspaken: radiaal en tangentieel. Bij het radiaal inspaken staan de spaken recht op de naaf, wat voornamelijk een groot pluspunt is voor de stijfheid. Deze manier is alleen bij voorwielen met velgrem aan te raden, omdat ze minder geschikt is om krachten van schijfremmen en aandrijvingskrachten op te vangen. Bovendien kun je gewicht besparen omdat radiaal gespaakte velgen korter zijn.


Bij het tangentiële inspaken zijn de spaken over elkaar gemonteerd. Hier worden opnieuw drie vormen onderscheiden:
- 1-over-3-spaakpatroon: de klassieker die we ook in onze handleiding hebben beschreven. Deze vorm biedt een goed evenwicht tussen een lichte constructie en stijfheid. Hij is voornamelijk voor zware fietsers vanaf 75 kilo een absolute must aan het achterwiel.
- 1-over-1- of 1-over-3-spaakpatroon: vooral voor lichtere fietsers een optie, omdat de besparing van het gewicht hier groter is.
- Combinatie van 1-over-2- en 1-over-3-spaakpatroon: wie wil kan aan het achterwiel zowel een 1-over-2- als een 1-over-3-spaakpatroon gebruiken. Aan de kant van de aandrijving wordt een 1-over-3-spaakpatroon toegepast om de hogere krachten op te vangen, aan de andere kant wordt de lichtere 1-over-2-variant gebruikt.
Naaf en velg
De andere belangrijke onderdelen van het wiel zijn de velg en de naaf. Deze verschillen van sport tot sport, maar hebben eigenlijk altijd hetzelfde doel. De naaf bestaat uit een as, lager en behuizing en kan met een rem of een vrijloop worden vervolledigd. De naven aan het voor- en achterwiel zijn verschillend, want de naaf van het achterwiel moet de derailleur opnemen of bevat rechtstreeks het tandwielwerk (naafversnelling). Bovendien zijn er verschillende naven voor mountainbikes en racefietsen. Naven voor mountainbikes zijn doorgaans iets breder (135 mm vs. 130 mm). Bovendien zijn ze meestal beter afgedicht, maar dus ook iets zwaarder.
De velg houd de binnenband , de buitenband en het velglint samen en is via de spaken verbonden met de naven. Er zijn verschillende velgsoorten, maar de belangrijkste zijn toch deze:
- Draadvelgen voor buitenbanden met draad. Deze worden onder een gebogen rand in de velg gestopt en worden door de opgeblazen binnenband vastgezet.
- Tubevelgen waarbij de band op de velg wordt gelijmd.
Naast de doorsnede – bij de MTB 26, 27,5 of 29 inch, bij de racefiets 28 inch – is het tweede belangrijke getal de velgbreedte. Ze verschilt naargelang het gebruiksdoel en varieert tussen 13 en 30,5 mm, waarbij bredere velgen eerder voor mountainbikes worden gebruikt en steviger zijn gemaakt, terwijl bij racefietsvelgen het gewicht belangrijker is.
Bij wielrennen, en meerbepaald tijdrijden, rijdt men bovendien met hoogprofiel- of aerovelgen, die een betere balans hebben tussen stijfheid en gewicht. Ook is de luchtweerstand zo laag mogelijk, wat pas vanaf een snelheid van 35 km/u effect heeft.