Ga lekker de bergen in, zei iemand. Daar is het prachtig, zei iemand. Niemand vertelde echter dat het ook een behoorlijke inspanning kan zijn. En al helemaal niemand vertelde erbij dat het bergwandelen met stokken echt veel prettiger kan zijn.
Dat is een van die ‘oh ja’-momenten die bij je bij het bergbeklimmen telkens weer hebt. Zo ging het tenminste bij mij, toen ik voor het eerst met trekkingstokken op pad ging. Een betere stabiliteit, betere ontlasting van je gewrichten en spieren, en daardoor uiteindelijk een veel prettigere beleving in de bergen.
Maar zoals vaak is het niet alleen een kwestie van de stokken te pakken en gaan. Let op een paar technische kneepjes, zodat het ook echt goed functioneert. Wij vertellen je natuurlijk welke kneepjes dat zijn, maar eerst…
Argumenten voor en tegen – trekkingstokken: ja of nee?
Er zijn zeker veel voordelen, die gepaard gaan met het gebruik van wandelstokken. Denk hierbij onder andere aan de reeds genoemde ontlasting van de gewrichten en spieren van je onderlichaam, bijv. bij het afdalen; afhankelijk van de duur van de tocht kan dit al enkele tonnen bedragen. Daarbij komt dat de stokken bij het oversteken van rivieren of firnvelden voor de nodige stabiliteit zorgen of bij het traverseren de grip, het houvast en de balans verbeteren. Tot slot helpen de stokken zelfs om je houding te optimaliseren je rug is rechter en we lopen in zijn geheel “beter”.
Maar wat spreekt er tegen het gebruik van stokken? Dat is bijvoorbeeld het aspect dat de stokken in moeilijk terrein snel ergens achter blijven haken en daardoor voor problemen kunnen zorgen. Juist op passages die met een kabel zijn gezekerd, kunnen stokken heel onhandig zijn. Critici merken bovendien telkens weer op dat door veelvoudig gebruik van de wandelstokken het evenwichtsgevoel niet wordt getraind. Uiteindelijk zouden de stokken kunnen breken, waardoor je in gevaarlijke situaties nooit volledig op het materiaal moet en kunt vertrouwen.
De medische commissie van de UIAA (Union Internationale des Associations d’Alpinisme) adviseert stokken vooral:
- voor wandelaars met een hogere leeftijd
- voor mensen met overgewicht
- als aandoeningen aan de gewrichten of wervelkolom aanwezig zijn
- als zware lasten worden gedragen
De juiste lengte instellen
Als je uit uit het ruime aanbod van verschillende trekkingstokken eindelijk het juiste paar hebt uitgezocht, zal je je afvragen: “hoe lang moeten de stokken eigenlijk zijn?” Hier helpt een eenvoudige vuistregel: ze moeten zo hoog zijn dat de arm een hoek van 90 graden heeft als je de handgreep in de hand hebt en de stokken loodrecht op de grond staan. Bij een steile afdaling kun je de stokken wat langer maken en bij een steile beklimming wat korter. Let er bij het instellen op dat de sluiting ook echt vast zit, zodat de stokken niet in elkaar schuiven.
Prof-tip: Op grote hoogte of in zeer koude gebieden moeten de stokken zo lang zijn, dat de hoek van de elleboog licht geopend is, zodat je handen lager zitten dan je ellebogen en voldoende doorbloed worden.
De optimale lengte kun je trouwens ook heel eenvoudig aflezen met onze lengte-calculator voor wandelstokken (voor skistokken, langlaufstokken & nordic walking stokken hebben we een afzonderlijke calculator).
De juiste handgree
Een veelgemaakte fout bij de eerste tocht met stokken is ze verkeerd vasthouden, waarbij de lus gewoon van bovenaf wordt ingestoken. De correcte manier is van onderaf door de lus grijpen, zodat je zelfs met geopende of losse hand druk op de stok kunt uitoefenen. Zo kun je de hand bij de tegenbeweging openen, zonder dat dit ten koste gaat van de ontlasting. Bovendien verkrampen de handen daardoor niet te veel.
Bij een traverse kan het handig zijn om de stok aan de bergzijde bij de greepverlenging vast te houden (indien aanwezig). Houd de stok aan de dalzijde vast als een knop, om er beter op te steunen. Bij twijfel wordt overigens geadviseerd om in een traverse de handen niet in de lus te houden, zodat je ze in geval van nood vrij hebt.
De wandelstokken correct gebruiken
Om het beste effect te behalen, is het raadzaam de stokken steeds dicht bij het lichaam te houden. Op vlak terrein bewegen de stokken diagonaal en worden om de beurt ingezet volgens het natuurlijke bewegingspatroon. In principe is dit de nordic-walkingtechniek, maar zonder bewuste krachtsinspanning. Natuurlijk kun je die hier om te beginnen achterwege laten.
Op steiler terrein is de dubbele stokinzet de zinvollere variant. De stokken worden dan bij elke tweede stap geplaatst, zodat je je krachtig met met beide armen omhoog duwt. Dit garandeert stabiliteit en ontlasting. Ook bergaf is de dubbele stoktechniek de beste keuze. Probeer, indien mogelijk, niet te prikken, maar de greep normaal vast te houden en let vooral op de juiste techniek, zodat je niet uitglijdt, struikelt of, in het ergste geval, valt.
Wat nu? Heb ik stokken nodig of niet?
Het antwoord op de vraag of je altijd wandelstokken bij je moet hebben is dus ja, én nee.
Zinvol zijn ze zeker, maar alleen als je ook weet hoe je ze moet gebruiken en een paar eenvoudige regels in acht neemt. Want anders kunnen ze nutteloos en in het slechtste geval zelfs hinderlijk zijn. Wellicht is het een goed gebruiksadvies de stokken af en toe te gebruiken (vooral bij technisch moeilijke tochten) en ze soms beter thuis te laten, want zonder stokken wordt het evenwichtsgevoel beter geschoold en de spieren getraind.
Wat vinden jullie? Stokken ja of nee? Wij kijken uit naar jullie antwoorden!