Nog nooit had ik een gebied zo onderschat als het Noorse Jotunheimen-gebergte. In meerdere opzichten. Eigenlijk wilde ik daar ook helemaal niet heen, maar wel naar een minder bekend gebied tussen fjorden en gletsjers. Pas twee dagen voor mijn vertrek deed het ontnuchterende weerbericht voor de westkust me van gedachten veranderen.
Jotunheimen stond niet bovenaan mijn lijstje, hoewel het volgens Visit Norway “een bijna ongerept berggebied in het oosten van Noorwegen” is, waar je met de Galdhøpiggen (2469 m) en de Glittertind (2464 m) niet alleen de hoogste bergen van Scandinavië vindt, maar ook “watervallen, rivieren, meren, gletsjers en valleien“.
Ik had nu eenmaal een paar vooroordelen: ik dacht dat het te druk zou zijn in het “populairste natuurreservaat van Noorwegen”. Op de kaart leek het me allemaal nogal klein op de een of andere manier. De hoogteverschillen tussen de vallei en de top bedragen bijna nergens duizend meter. Op Google zijn tal van prachtige foto’s te vinden, maar superlatieven en sensatie vind je als alpinist niet terug in de zoekresultaten.
De hoogte is niet (altijd) belangrijk
Nou, had ik maar wat beter gekeken… De werkelijkheid blijkt heel anders te zijn. Eenmaal daar hoef je niet eens je strak zittende alpinistenbril af te zetten om meteen te begrijpen waarom dit landschap de “wereld van de reuzen” genoemd wordt. Het is een perfect samenspel van hoogte en uitgestrektheid. De compositie van lucht en aarde, rotsen en ijs, water en sneeuw, gras, korstmos, mos en bloemen lijkt wel opzettelijk zo door de Noordse goden te zijn samengesteld. Water speelt een doorslaggevende rol in de vaak adembenemende schoonheid van het gebied: het vormt niet alleen (smeltende) gletsjers en sneeuwvelden, maar ook talloze meren die glinsteren en schitteren als edelstenen in het veranderende licht. Bijna geen enkel ander gebergte is zo versierd met deze juweeltjes als dit hier.
De gevreesde “massa”
Het “kleine gebied” waarvoor ik Jotunheimen eerder hield, is alleen de kernzone van zo’n 20 kilometer in doorsnee, met toeristische trekpleisters zoals het Gjende-meer en de met voertuigen bereikbare berghutten Leirvassbu en Spiterstulen. In totaal beslaat het gebergte echter een oppervlakte van minstens 50 bij 50 kilometer. Het klopt dat er op sommige zomerdagen een paar duizend mensen rondlopen, maar dan wel verspreid over een gebied dat drie keer zo groot is als Berlijn. En de meeste van deze mensen bevinden zich in de buurt van de grote attracties zoals de Besseggen-bergkam.
De tocht: oversteek van west naar oost
Het startpunt is Øvre Årdal, een klein stadje aan de laatste zijarm van de wijdvertakte Sognefjord. Ik begin hier aan mijn tocht, omdat ik spectaculaire uitzichten verwacht (en ook krijg) van het Utladalen, dat uitmondt in de zee, met de Hurrungane-bergen erboven uittorenend.
Vanaf Øvre Årdal is het ruim twee kilometer tot aan camping Svalheim, waar ik een dag uitrust na de episch lange reis vanuit Zuid-Duitsland.
Dag 1
Verrassend genoeg stopt de bus die langs het Utladalen naar boven rijdt, hier niet. Op de eerste dag van de tocht mag ik dus opwarmen op ruim vijf kilometer asfalt voordat de wandelroute begint. De smalle wandelweg slingert vervolgens langs het kloofachtige dal naar de toeristische accommodatie Vetti Gard, voordat ik steil door bossen en kreupelhout naar het idyllische plateau Vettismorki klim. Daar passeer ik de indrukwekkende Vettisfossen, die met zijn 275 meter de hoogste natuurlijke waterval van Noorwegen is. Nu pas krijg ik geleidelijk zicht op de omliggende bergen en landschappen.
Er volgt weer een steile klim richting het volgende plateau. Het uitzicht over het ruige Hurrungane-massief aan de overkant en de canyon van het Utladalen is fantastisch. Maar ik begin de 1000 hoogtemeters die ik bijna heb afgelegd ook te voelen. Vooral vanwege mijn rugzak, die naast de tent, slaapzak en isomat, ook eten voor meerdere dagen en een volstrekt overbodig notitieboekje bevat. Er komen nog eens 300 hoogtemeters bij voordat ik tijdens de laatste kilometers 400 meter afdaal naar de Skogadalsbøen-hut. Die laat ik links liggen en ik wandel langs het Skogadalen, dat zich uitstrekt richting het oosten, naar omhoog. Ik hoop zo snel mogelijk een geschikte plek voor mijn tent te vinden. Ik ben niet alleen totaal uitgeput en bezweet, maar ook verbaasd dat ik al negen uur onderweg ben. Dat ik de afstand zo onderschat, komt mede door mijn rudimentair uitgestippelde route en geïmproviseerde kaartenmateriaal (meer hierover in het infogedeelte hieronder).
Gelukkig vind ik in het open bos een paar vierkante meter gezellig grasland vlak naast een rivier. De avondlijke duik is pure wellness, net als mijn nacht in de lichte en luchtige binnentent.
Dag 2
De bestemming van vandaag leidt me naar het hart van Jotunheimen en bevindt zich ergens in de buurt van de “self-service”-hut Olavsbu. Via het Skogadalen leidt een pad, waar het vol vervelende paardendazen zit, zachtjes naar omhoog tot boven de boomgrens. Op een gegeven moment zou, volgens de lijn op de kaart waarvan ik een foto op mijn mobiele telefoon heb, de afslag naar Olavsbu aan de linkerkant moeten volgen. Die vind ik inderdaad, maar eerst moet ik wel zo’n anderhalf uur langer stappen dan verwacht en door een rivier waden. De erg lange vallei is mooi, maar het uitzicht is redelijk monotoon. De bergrug die ik nu moet overwinnen, compenseert dat met fantastische uitzichten. Een eerste veelbelovende blik in het kerngebied van Jotunheimen.
De rest van de weg naar kampeerplaats bij Olavsbu die ik gekozen heb, verloopt vlotjes door een subliem berglandschap. Nou ja, afgezien van het zweten en een enge, stekende pijn tussen mijn nek en linkerschouder wanneer mijn rugzak bepaalde bewegingen maakt. En de drie of vier blaren die zich vormen onder mijn beide voeten en die ik probeer te verhinderen met steeds meer tape. Heb ik nu opnieuw meer dan acht uur lang gewandeld? In elk geval ben ik blij dat ik rond zonsondergang eindelijk in mijn slaapzak lig.
Dag 3: de top in zicht
Ik heb zeker een dagje rust nodig zonder mijn rugzak, die wel honderd kilo zwaar lijkt. Ik maak een rustig tochtje van vijf uur, omhoog en omlaag langs een berg die me de dag ervoor was opgevallen en me een mooie en haalbare beklimming leek. Het blijkt inderdaad goed te doen, best gemakkelijk zelfs. Het is waarschijnlijk de eerste grote berg die ik spontaan beklim, zonder vooraf een route uit te stippelen en zonder de naam te weten. Een heerlijk gevoel, misschien een beetje zoals in de tijd van de pioniers lang geleden. Vooral omdat ik de berg helemaal voor mezelf heb. Ongelooflijk eigenlijk, op deze glorieuze dag midden in de zomer tijdens een weekend, vlak naast een van de hoofdroutes van Jotunheimen. Komt het doordat er geen aangeduid pad is? Staat de berg in geen enkele wandelgids? Ik weet het niet en het kan me ook niet schelen. Ik geniet twee uur lang van het ongelooflijke uitzicht op de bergtop.
Terug bij de tent maak ik een omweg naar de naburige hut. Olavsbu heeft geen bediening, maar is voorzien van alle gemakken. Op de grote kaart aan de muur in de voorkamer zie ik de naam en de hoogte van “mijn” berg: Skarddalstinden, 2100 meter boven de zeespiegel. Dan zie ik nog iets anders in de geplastificeerde prijslijst van de hut: wie in het gastengedeelte komt, zelfs al is het maar voor even, moet 90 kronen betalen. Ik maak me dan maar snel uit de voeten.
Beslissingen
‘s Avonds moet ik een beslissing maken: de luierik in mij stelt voor om morgen naar Leirvassbu te gaan en zo na een dagtocht de gemakken van de bewoonde wereld weer binnen handbereik te hebben. Zijn argumenten zijn uitputting en pijntjes. De nieuwsgierige avonturier in mij wil daarentegen naar het oosten, waar indrukwekkend natuurschoon in prachtig weer te wachten ligt. Om daar te raken moet ik wel twee extra dagen flink doormarcheren. Oké, dat is niet helemaal waar: ze zouden enorm ingekort kunnen worden met een veel te dure boottocht en/of het overslaan van de Besseggen-bergkam. Maar dat zou onaanvaardbaar gezichtsverlies betekenen voor de avonturier.
Dag 4
Ik ga oostwaarts langs een reeks meren richting de Gjendebu-hut. Het pad is gevarieerd, met verrassend weidse uitzichten. Langs het grandioze landschap van een hoogplateau wandel ik naar het groene Vesladalen richting het twintig kilometer lange Gjende-meer. In Gjendebu pauzeer ik in een prachtige eetzaal voordat ik kort langs het Gjende-meer wandel en, deels met klimtouw, een heel steile klim omhoog maak naar het Bukkelægret-plateau. Op dit plateau hoop ik de perfecte kampeerplek te vinden. En die vind ik ook, een paar meter van een kristalhelder meertje, niet te ver van het pad en met een onbelemmerd, fabelachtig uitzicht in alle richtingen. Er is gelukkig ook weinig wind. Opnieuw ben ik verbaasd dat ik deze ongelooflijk mooie plek voor mezelf heb. Ik aanvaard dit geschenk graag en breng de uren tot zonsondergang door met een duik in het meer, eten en verwonderd om me heen kijken.
Dag 5: Besseggen-bergkam
De laatste dag van de tocht voert me langs een van de door National Geographic uitgeroepen “20 mooiste hikes ter wereld”: de Besseggen-bergkam. Maar eerst moet ik afdalen naar Memurubu, het officiële startpunt van de tocht. Als opwarmertje gaat het pad voortdurend licht bergopwaarts. Dan volgt langs een spectaculair gelegen bergkam de steile slotafdaling naar Memurubu. Memurubu is een ander huttencomplex met een aanlegsteiger voor boten. De meeste wandelaars die naar de Besseggen-bergkam komen, stappen hier van de boot en lopen de tocht terug richting het startpunt Gjendesheim. Ik ben jaloers op hun lichte rugzakken. Er zitten echter ook veel zwaarbepakte “lotgenoten” in de karavaan. Ik vraag me af waar ze allemaal vandaan komen. Het contrast qua drukte ten opzichte van de vorige dagen is ongeveer even groot als het verschil tussen een kluizenaarshut en een druk plein midden in de stad.
Maar dat bedoel ik niet slecht. Integendeel, ik word blij van de vriendelijke begroetingen en ik kijk naar de kinderen, honden en mensen die selfies maken. Zelfs het geslenter op smalle plekken stoort me niet, want de omgeving en het uitzicht zijn veel te fantastisch om me überhaupt ergens aan te ergeren.
Hoewel ik niet geloof in het punten geven aan en rangschikken van outdoorervaringen, moet ik toegeven dat deze Besseggen-hike terecht is uitgelicht door National Geographic. Tot de hoogtepunten behoren niet alleen de steile paadjes en het beroemde uitzicht op twee meren in verschillende kleuren, maar ook de verscheidenheid aan landschappen en het panoramische uitzicht over de Veslfjellet, die wel half Noorwegen lijkt te bestrijken.
‘s Avonds kom ik moe, maar voldaan aan op camping Maurvangen en ben ik terug in de “bewoonde wereld”.
Ik voel me fysiek uitgeput, maar mentaal opgeladen.
Om na een trektocht van vijf dagen te spreken van een “terugkeer naar de bewoonde wereld” is wat overdreven, maar het is wel lang genoeg om tot interessante inzichten te komen. Bijvoorbeeld dat de tijd die je buiten doorbrengt, zorgt voor enorme mentale ontspanning, ongeacht de fysieke inspanning. Hoe dat komt? Zelf heb ik twee theorieën.
- Als je in de natuur bent, hebben je hersenen veel minder indrukken te verwerken en is de ervaring heel sterk gefocust op het heden en de lichamelijke inspanning. Er blijft niet veel ruimte over om zoals anders voortdurend bezig te zijn met de toekomst en het verleden van je eigen leven en de wereldgeschiedenis. En het is opvallend hoeveel energie dat eigenlijk allemaal verbruikt. Buiten zijn en lichamelijke inspanning zorgen er zeker weten voor dat je minder piekert en meer in het moment leeft. En dat is een heel rustgevende manier van zijn, waarvan je de heilzame effecten weken later nog kunt voelen.
- Dat er op veel plaatsen geen hoogspanningskabels, gsm-masten, mobiel internet, wegen en vliegtuiglawaai zijn, wat ongekend is in Centraal-Europa, is ook pure wellness voor je hersenen en zenuwen. Ik kan echt alleen maar aanraden om het zelf eens te proberen.
Praktische info
Reis naar je bestemming, kosten
Vanuit Oslo rijdt onder andere de maatschappij Nor-Way in de zomer meerdere keren per dag langs de Valdresekspressen-lijn naar Gjendesheim in het oosten, Lom en Leirvassbu in het noorden en, met een overstap, naar Øvre Årdal in het westen.
Voor bussen, treinen, eten en accommodatie betaal je gemiddeld ongeveer het dubbele van de prijzen die in Duitsland gebruikelijk zijn. Een voorraad inslaan in een goedkope supermarktketen als “Rema 1000” kost ongeveer evenveel als boodschappen doen bij de biologische supermarkt Alnatura in Duitsland.
Jotunheimen is voor het grootste deel een natuurreservaat, maar je hoeft geen toegang te betalen. Voor zover ik weet, geldt het allemansrecht met legaal wildkamperen ook overal in het natuurreservaat.
Overnachten: hutten, campings, wildkamperen
In principe zijn er genoeg hutten om het hele gebergte te doorkruisen met een lichte dagrugzak. Maar aangezien dat zo’n honderd euro per dag kost, is de totale natuurbeleving van kamperen misschien toch een betere oplossing. Ik omzeilde de Noorse prijzen met behulp van een uitpuilende voorraadtas en perfect weer. Dat laatste maakte het gemakkelijk om volop te genieten van het wildkamperen. Normaal gesproken is het weer niet zo aangenaam. In dat geval is het zinvol om deels te kamperen en deels de hutten te gebruiken.
Paden en terrein
Het uitdagende terrein is een van de factoren die ik had onderschat. Een groot deel van de tocht die ik hier voorstel, loopt over paden die bezaaid zijn met stenen van alle formaten. Er zijn ook veel kleine waterlopen en modderige stukken. Wat eruitziet als een mooi weiland om te kamperen, blijkt vaak een moeras te zijn. Langere stukken over comfortabele wandelpaden komen naar mijn indruk vaker voor in het oosten van Jotunheimen dan in het westen. Ook de infrastructuur en de drukte nemen toe, hoe meer je naar het oosten gaat.
Water, maaltijden
Er is overal drinkbaar water beschikbaar. Ik had een fles van een halve liter aan mijn rugzak hangen, die ik steeds vulde met water uit beekjes. Voor bergtochten moet je wat meer water bij je hebben.
In de hutten met personeel worden warme maaltijden aangeboden. Het voedselaanbod voor onderweg beperkt zich tot snacks en snoep.
Weer/klimaat, “beste” seizoen
Het hoogseizoen is natuurlijk de korte zomer in juli en augustus. Op de plateaus en in de hooggelegen valleien kan het op elk moment van het jaar onaangenaam worden, omdat er nauwelijks beschutting tegen het weer is. Dus ook niet tegen de zon, wat een echte uitdaging bleek te zijn tijdens mijn tocht.
Zelfs in de beboste stukken bieden de kleine bomen niet al te veel bescherming. Ze staan ook vaak dicht op elkaar, op drassige en oneffen bodem.
Uitrusting
Ik geef hier geen volledige lijst van de standaard-trekkinguitrusting, maar gewoon een paar bijzonderheden waar je misschien nog niet aan gedacht hebt:
- Zonnebrandcrème: normaal gesproken smeer ik niet zoveel zonnebrandcrème, maar in Noorwegen heb ik op vijf dagen tijd ongeveer 100 ml gebruikt. En ik had het gevoel dat mijn factor 20 aan de lage kant was.
- Waterdichte sandalen/Crocs: Je moet veel beekjes en kleine rivieren doorkruisen. Op moeilijk begaanbaar terrein waar geen duidelijk pad is, is waden door het water soms sneller dan zoeken naar een plek waar je met droge voeten kunt oversteken.
- Stevige, ademende en waterdichte bergschoenen die stevig om je voeten zitten zijn geen luxe, maar een must.
- Speciale top secret tip: op 61° noorderbreedte wordt het eind juli de hele nacht lang niet echt donker. Als je niet goed kunt slapen met licht, kan dat je gek maken. Mijn slaapmasker voor 2,45 euro was misschien wel een van de belangrijkste onderdelen van mijn uitrusting.
Oriëntatie, kaarten
“Snel even online kijken” gaat niet, omdat er, zoals ik al zei, geen bereik of mobiel internet is. En zo hoort het ook.
De hele weg die ik hier beschreven heb, is voor het grootste stuk aangeduid. Het pad is echter alleen goed zichtbaar als de grond zacht is. Het grootste stuk loopt over ruig en stenig terrein dat soms kleine doolhoven van heuvels vormt. Daar is het niet altijd zo duidelijk hoe het pad loopt en kan het even duren voordat je de volgende wegmarkering ziet.
Omdat mijn Jotunheimen-tocht een lastminutebeslissing was, had ik alleen maar tijd om een paar foto’s te nemen van kaarten op de website norgeskart.no. Dat tiental foto’s van kaarten had natuurlijk een veel te slechte resolutie voor details van het terrein en zou volledig ontoereikend zijn geweest voor navigatie bij slecht weer. Het beste is om ouderwetse papieren kaarten te gebruiken. Voor Jotunheimen zijn er veel varianten van goede kwaliteit beschikbaar.
Veiligheid
Hoe je onnodige risico’s in de Fjell kunt vermijden, lees je hier op Visit Norway. Als je alleen wilt gaan en nog meer informatie wenst, kun je hier in het basiskamp een artikel vinden over de voorbereiding op noodsituaties tijdens solotochten.
Van de vele blogs over tochten in Jotunheimen vond ik deze wandelgids met zijn vele handige tips erg informatief.
Dit uitgebreide en hopelijk vermakelijke informatiepakket over Jotunheimen zou zo compleet moeten zijn. Als je zin hebt gekregen om er zelf rond te trekken, komen we elkaar misschien een van de volgende zomers tegen. Want ik wil er zeker minstens nog één keer naartoe!
Nog geen reacties