Dit artikel gaat niet over het vinden van een plaats op een drukke camping, maar over locaties voor zogenaamd wildkamperen, in de vrije natuur met andere woorden. Zelf een mooie locatie vinden, kan echt voldoening geven, vooral als de zoektocht lang en moeilijk was.
Om onaangename verrassingen in de tent te vermijden, moet je echter rekening houden met een aantal mogelijke scenario’s en moeilijkheden. Die wil ik hier zo volledig mogelijk bespreken. Sommige kunnen triviaal lijken, vooral voor ervaren kampeerders, en andere kan je gewoon ontdekken door ter plekke je gezond verstand te gebruiken. Toch durf ik te wedden dat niemand al aan elk van deze aspecten heeft gedacht. Overloop zeker eens de lijst:
De voorbereiding thuis
De beste locatie is niks waard, als het opzetten van je tent niet lukt. Probeer daarom bij aankoop van een nieuwe tent altijd de tent al eens thuis op te zetten. Zo kan je ook nagaan of alle onderdelen aanwezig en in goede staat zijn. Bij oudere tenten die je al eens hebt gebruikt, is het een goed idee om een of twee reserveharingen en herstelmateriaal mee te nemen. Dat materiaal hoeft niet gesofisticeerd te zijn. Een beetje tape (ook wel bekend als ducttape, pantsertape of gaffertape) is absoluut voldoende om je tent op te lappen en dingen te plakken.
Een wat meer ongebruikelijke, maar nuttige tip is om enkele rotshaken mee te nemen. Die kunnen van pas komen bij stenige ondergrond waar normale haringen moeilijk in te slaan zijn.
Overigens heb je zeker wat keuze voor het type ondergrond, op voorwaarde dat je niet pas bij zonsondergang, maar minstens 2 uur eerder begint te zoeken naar een staplaats voor je tent. Nou, dat was een van die tips die je zeker ook zelf bedacht zou hebben. Nu volgen een paar dingen die je alleen als vanzelfsprekend beschouwt, als je een heel slimme bergvriend of -vriendin bent.
Zoektocht naar een staplaats voor de tent: waar mag ik mijn tent opzetten?
Ongeremde vrijheid is leuk, maar het kan ook handig zijn om thuis al geschikte staplaatsen voor je tent op de geplande tocht op te zoeken. In drukke nationale parken gelden er altijd tal van beperkingen en zijn de kampeerplaatsen vaak al aangeduid. Soms moet de keuze van de staplaats zelfs vooraf met de rangers worden afgesproken. Ga zeker vooraf de respectieve nationale en lokale tent- en kampeerregels na, ongeacht of het een nationaal park is, en leef deze altijd na. Vaak zal je vaststellen dat kamperen in de vrije natuur niet echt toegestaan is, maar ook niet streng bestraft wordt of te allen tijde verboden is. Het is een grijze zone en wordt meestal getolereerd, zolang je je tent niet op privéterrein en uit het zicht van bewoonde gebieden en wegen opzet.
Omdat je ook in de ‘wildernis’ niet altijd echt alleen bent, moet je je ook hier aan enkele gedragsregels van de goede oude etiquette houden. Dit houdt in dat je niet direct in het zicht van andere kampeerders gaat staan en dat je in het algemeen probeert op te gaan in het landschap in plaats van je tent zomaar ergens op te zetten. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat je een plaats gebruikt die al door eerdere kampeerders vlak gemaakt werd in plaats van nog meer vierkante meters onaangeroerd natuurlijk grasland plat te walsen. Als je zelf hebt genoten van een mooie en ongerepte omgeving, wil je geen omgeploegde vuilnisbelt achterlaten voor de mensen na je.
Of wel soms? Helaas zijn er ‘pragmatici’ die geen boodschap hebben aan dergelijke overwegingen. Ze zouden moeten weten dat deze beleefdheidsregels in hun eigen voordeel zijn. Waarom? Heel eenvoudig: hoe meer problemen er zijn door mensen die zomaar ergens kamperen, des te meer regels en beperkingen zullen er in de toekomst komen.
Bodemgesteldheid
De grond waarop je de tent opzet, is vaak zo hard als beton. Dit is echter geen probleem, zolang hij vlak en mooi horizontaal is. Als dat niet het geval is, is zelfs een lichte helling voldoende om je in je slaap ‘s nachts over de isomat te laten glijden (of de slaapmat over de gladde tentvloer). Als een lichte helling onvermijdelijk is, moet je de tent of isomat zo plaatsen dat je hoofd hoger ligt dan je voeten. Dit kan zelfs heel comfortabel zijn, andersom niet echt.
De beste keuze voor een tent is natuurlijk een grasveld. Zolang het weer droog blijft, is ook een zandvlakte erg aangenaam. Idealiter zijn deze terreinen vrij van rondslingerende of vastzittende stenen, wortels, dennenappels en doornstruiken. Zachte materialen zoals dennennaalden, bladeren, mos of zand mogen de grond gerust bedekken. ‘Harde dingen’ moet je zoveel mogelijk weghalen, niet alleen voor het slaapcomfort, maar ook om de vloer van de tent te beschermen. Als extra gewicht geen grote rol speelt, kan je de bodem van de tent beschermen met een grondzeil.
Als de zachte, aangename ondergrond zich echter in een laagte bevindt, is de hoger gelegen, hardere en oneffen ondergrond de betere keuze. De zachte ondergrond is namelijk zacht, omdat er zich gemakkelijk water opstapelt.
In de winter geldt doorgaans de ‘beter-bovenregel’. Het is met andere woorden beter om de tent op een hoger gelegen terrein op te zetten, omdat koude lucht de neiging heeft zich te verzamelen in laagtes en dalen.
Voordat je de tent verankert en je uitgeteld op je mat neerploft, moet je op voorhand al eens gaan liggen, want vaak zit er toch ergens een steentje of een hobbel verborgen. Wanneer de tent nog niet is verankerd, kan je haar nog enkele centimeters verplaatsen.
Zodra je weet hoe het met de bodem gesteld is, kan je de omgeving rond je tent gaan verkennen. Afhankelijk van hoe die eruitziet, moet je misschien verder zoeken.
Mogelijk gevaar uitsluiten
Wat ondergrond en comfort betreft, heeft iedereen een andere ‘pijngrens’. Daarom is er op dat vlak veel ruimte voor compromissen. Dit geldt echter niet voor de volgende criteria om je locatie te kiezen.
Water
Het is goed om water in de buurt te hebben, maar ook weer niet te dichtbij. In ieder geval is de toegang tot water belangrijker dan een mooi uitzicht. Zonder water kan je niet drinken, koken en wassen. Maar tenzij je in de woestijn of steppe onderweg bent, is toegang tot water eigenlijk zelden een probleem. In de bergen is er bijna altijd stromend en perfect schoon water in de buurt. Hier moet je er zelfs eerder op letten om voldoende afstand te bewaren van de waterbronnen. De ideale afstand is 50 tot 100 meter, op een plek boven het water en bij voorkeur niet op een wildpad dat naar het water leidt.
Stroompjes in de bergen kunnen verrassend snel en veel groter worden, niet alleen bij onweer, maar ook wanneer vanboven een stuw (aanwezig in vele Alpendalen) wordt opengezet. Bovendien kan het op den duur behoorlijk luid worden in de buurt van een ruisende bergbeek.
Rivierbeddingen en kloven zijn de slechtst mogelijke opties om te kamperen, hoe droog ze er ook uitzien. Zelfs als de lucht onbewolkt is, kan het stroomopwaarts stortregenen. Vroeg of laat kan een vloedgolf ‘uit het niets’ komen aanrazen, en kan je niets anders doen dan het op een lopen zetten … Als dat nog lukt.
Op het strand bij de zee vind je daarentegen prima plekken om met je tent te staan. Natuurlijk moet je hier boven de vloedlijn staan, maar die is vaak te herkennen aan een strook aangespoelde mosselschelpen, algenresten, stukken hout en afval van mensen. Bovendien moet je om zeker te zijn een buffer voor hoge golven incalculeren.
In de buurt van stilstaand of traag water zijn meestal muggen en ander ongedierte aanwezig. Het kan helpen om een iets frissere plek met een briesje te zoeken.
In de zomer kan de koelere lucht van een lager gelegen stuk aangenaam zijn, maar de vochtige grond in de onmiddellijke nabijheid van water is dat nooit. Een natte of vochtige ondergrond onttrekt warmte aan de binnenkant van de tent en kan leiden tot vochtplekken of zelfs schimmelgroei op de vloer van de tent (vooral als er onvoldoende ventilatie is en de tent lang wordt opgeslagen). Als je toch besluit om op dit soort ondergrond te kamperen, kan je de natte tent een paar uur of een dag inpakken, maar ze moet wel zo snel mogelijk worden gedroogd.
Neerslag
Normaal gezien vormen regenbuien geen probleem, want een tent dient tenslotte ook als bescherming. Maar als de bui aanhoudt en je niet voor altijd op dezelfde plek wilt blijven, moet je de tent misschien op een bepaald moment in de regen afbreken. Tenten waarbij de binnentent eerst afgebroken kan worden (zoals bij tenten van Hilleberg) bieden je hier een groot voordeel.
Als je je van meet af aan moet voorbereiden op langere regenperiodes, kan je rond de tent greppels graven om de regen te doen wegvloeien. Dat gaat het snelst met een stevige stok. Deze greppel kan ervoor zorgen dat het water zich niet onder de vloer van de tent ophoopt en dat je staplaats niet onder water komt te staan. Hij hoeft slechts enkele centimeters diep en breed te zijn om deze overlast te voorkomen. Als je de greppel direct aan de buitenrand van de tent maakt, wordt het water dat van het tentdak naar beneden stroomt ook afgevoerd. Je moet echter goed nagaan of deze maatregel proportioneel is. Op campings is graven meestal verboden en ook zinloos, omdat er schuilplaatsen of lounges zijn.
Hevige wind en storm
Je goed beschermen tegen hevige wind en storm is altijd en overal een goed idee. Bescherming door grote rotsblokken, rotsuitsteeksels of kleine rotswanden is ideaal. Bomen en struiken met de wind mee zijn ook niet slecht, vooral als ze niet alleen de wind breken, maar ook nachtelijke afkoeling voorkomen met hun bladerdek. Ga echter alleen in de buurt van jonge en echt stabiele bomen staan. Anders hou je beter voldoende afstand. Als de mogelijkheid bestaat dat de boom tijdens een storm omwaait of ontworteld wordt, moet de afstand ten minste de lengte van de boom bedragen.
De volgende maatregel ter bescherming tegen de wind is de correcte oriëntatie van de tent: de tent moet zo worden geplaatst dat ze zo min mogelijk wind vangt. Bij tunneltenten betekent dit dat de smalle zijde naar de wind is gericht. De ingang bevindt zich aan de zijde die van de wind is afgekeerd. Aan de kant waarop de wind en het weer de grootste impact hebben, moet de tent goed en stevig worden bevestigd.
Heel harde windstoten kunnen de tentstokken (vooral lichte aluminium stokken) doen breken. Je hebt veel geluk, als je voor dat geval reparatiehulzen mee hebt. De beschadigde staaf kan worden ‘gespalkt’ met zo’n goed passend aluminium buisje dat over het gebroken stuk wordt geschoven. Als de hulzen niet bij de levering zijn inbegrepen of verloren zijn gegaan, kan je de stok naar de bouwmarkt meenemen en daar een licht metalen/aluminium buisje kiezen met een diameter die er zo goed mogelijk omheen past. Je kan dit buisje ook meteen in de bouwmarkt in geschikte ‘railstukken’ laten zagen. Voor gebogen tentstokken moeten deze stukken erg kort zijn, anders kan je ze namelijk niet verschuiven.
In de winter kan je windpatronen aflezen aan de hand van de textuur die de sneeuw heeft. Heeft het sneeuwdek een harde, broze textuur terwijl andere stukken in de omgeving zachter zijn? Dat is een indicatie van frequente sterke windstoten. In dat geval kan je de tent beter ergens anders opzetten.
Onweer
Over tenten en onweer werd al een uitgebreid Bergfreunde-artikel geschreven. Daar vind je ook informatie over waarop je moet letten bij het kiezen van een locatie met betrekking tot onweer. Dat is allesbehalve bijzaak, want een tent is zeker geen kooi van Faraday die je beschermt tegen bliksem. Als de bliksem op de tent inslaat, blijft er alleen as over.
Bij onweer mag de tent daarom nooit alleen op een heuvel staan of op andere plekken waar de bliksem vaak inslaat, zoals de directe omgeving van (stroom)masten, hoogspanningslijnen, palen, bosranden of alleenstaande bomen. Tussen zeer veel bomen of hoge struiken is het daarentegen relatief veilig, afgezien van de gevaren die in het hoofdstuk over wind en storm werden genoemd. Verder gelden de bovengenoemde risico’s van plotselinge watermassa’s ook bij onweer.
Enkele andere belangrijke voorzorgsmaatregelen, evenals een calculator voor de afstand van het onweer vind je in dit Bergfreunde-artikel.
Vonken, stenen en lawines op de tent
Wat associeer je met een (kamp)vuur? Tuurlijk, geknetter en vonken. Hoewel beide een gezellige sfeer creëren, kan de situatie ook behoorlijk gevaarlijk zijn, omdat de vonken van de vuurbron een paar meter ver kunnen vliegen. Als dan de tent in de weg staat, zitten er binnen de kortste keren gaten in de zijkant.
Stenen kunnen veel meer schade aanrichten dan gaten in de zijkant van de tent. Daarom moet je voldoende afstand bewaren van alles waarvan stenen naar beneden kunnen donderen. Daartoe behoren ook alle rotswanden die hoger zijn dan een paar meter. Ook van steile hellingen komen soms kleine stenen los, die veel schade kunnen aanrichten als de valhoogte groot genoeg is. Het goede is dat plaatsen die veel last hebben van vallende stenen gemakkelijk te herkennen zijn aan de sporen van de impact. Vooral in de bergen vormen zich daarom op veel plaatsen kale stukken met een hoop stenen aan het onderste uiteinde. Veel water-, modder- of sneeuwstromen zijn ook indicatoren voor de vorming van kale stukken. In de winter zijn sneeuwophopingen onder steile hellingen, ‘uitgeveegde’ stukken terrein en afgeknapte bomen duidelijke aanwijzingen voor lawinepaden.
Helaas hebben bomen nog drie minpunten met betrekking tot ‘neerslag’: ten eerste druipt er hars vanaf, dat aan het tentzeil kan blijven kleven, ten tweede laten ze af en toe zonder waarschuwing takken vallen en ten derde blijven ze na regenbuien soms nog urenlang op de tent druppelen.
Zon of schaduw?
Wat de voorkeur verkiest, hangt hier voornamelijk af van de geografische locatie en het seizoen. In een heet gebied zal je waarschijnlijk de schaduw opzoeken. Maar als er geen ‘natuurlijke’ schaduw in zicht is, kan je die altijd zelf creëren met een doek, tarp of zeil.
Zelfs in de woestijn kan het in het zomerseizoen en vroeg ‘s ochtends echter erg fris zijn, zodat je ook daar liever wat ochtendzon hebt. Als er bomen of struiken in de buurt staan, kan je bepalen of je tent ‘s ochtends of ‘s middags zon krijgt door je plek slim te kiezen. Je moet daarbij ook rekening houden met je tent zelf, want langdurige directe uv-straling beschadigt het polyester en nylon weefsel. Deze overweging is vooral belangrijk voor langere tochten en wanneer je op dezelfde locatie blijft staan met je tent.
Dierlijke bezoekers
In populaire outdoorgebieden, zoals het zuidwesten van de VS, kan je overal slangen en andere gevaarlijke dieren tegen het lijf lopen. Je moet je er zeker aan verwachten in subtropische en tropische gebieden, alsook in steppen en woestijnen. Zolang je geen voedsel en sterk ruikende stoffen open en bloot laat rondslingeren in de tent, zou je er echter niet al te veel last van mogen hebben. Als je het zekere voor het onzekere wilt nemen, zorg er dan voor dat de tent niet openstaat.
Afhankelijk van waar je precies kampeert, zijn er natuurlijk ook nog grotere roofdieren. Maar gelukkig biedt het dunne tentzeil daartegen bescherming, zo blijkt. Naar verluidt is het namelijk heel uitzonderlijk dat roofdieren tenten gewoonweg binnenbreken. Tenten bieden ook bescherming tegen beren, hoewel die wel degelijk al tenten zijn binnengebroken. Maar nogmaals: dat gebeurde alleen maar omdat ze bij het lekkere eten wilden raken dat de niet zo slimme kampeerders in de tent hadden.
Last but not least: schoonheid en uitzicht
Met schoonheid en uitzicht kan je rekening houden voor je staplaats, als alle bovengenoemde criteria zijn afgevinkt. Je zal niet altijd een plek vinden die alle risico’s uitsluit en ook nog eens comfortabel en filmisch mooi is. Maar dat is niet erg, want een van de charmes van de natuur is dat niet alles voorspelbaar is. Zolang je ‘s morgens ietwat uitgerust wakker wordt en zin hebt om aan je dag te beginnen, zit het wel goed, nee?